Taal

Een vertraagde taalontwikkeling

De taalontwikkeling begint heel snel na de geboorte: de baby hoort geluiden en er wordt tegen hem of haar gesproken. Eerst leert de baby de stem van vader en moeder onderscheiden en later worden spraakklanken herkend. Al snel worden terugkerende klanken als woorden herkend en er wordt ook betekenis aangegeven. Zo ontwikkelt het taalbegrip zich. Een kind van 1 jaar begrijpt al ongeveer 500 woorden terwijl hij of zij er maar enkele zegt. Tussen het eerste en tweede jaar neemt de woordenschat snel toe en dan gaat het kind ook zinnetjes maken. Het kind begrijpt eenvoudige opdrachten en er is veel interactie. Het kind praat veel, ook tegen knuffels of poppen. Zo worden spraak en taal geoefend.
Belangrijk voor een goede taalontwikkeling zijn een goed gehoor en veel in aanraking komen met taal. Dus het is goed om veel tegen uw kind te praten, voor te lezen en liedjes te zingen.
Er zijn kinderen bij wie deze ontwikkeling anders verloopt. Er is dan sprake van een taalachterstand.
Het kan zijn dat een kind niet of nauwelijks praat en hij/ zij bijna alleen non-verbaal communiceert (bv. aanwijzen, meenemen).
Ook kan het gebeuren dat de taal wel op gang komt, maar dat het kind onvoldoende begrijpt in vergelijking met leeftijdgenootjes. Het komt ook voor dat de woordenschat te klein is of de zinsbouw niet klopt. Dan is het belangrijk om op tijd logopedie in te schakelen, zodat de achterstand nog kan worden ingehaald. Dit is ook belangrijk voor het functioneren op school.

Wat doet de logopedist?

De logopedist doet onderzoek naar de taal en bekijkt bij welk(e) taalgebied(en) hulp nodig is.
De logopedische behandeling kan indirect of direct zijn.
Bij indirecte therapie instrueert en begeleidt de logopedist de ouders of verzorgers in de manier waarop ze het kind bij het spreken kunnen stimuleren.
Bij de directe logopedische behandeling staat de wisselwerking tussen kind en logopedist centraal. De logopedist maakt gebruik van verschillende methodes, waarbij op een plezierige en speelse manier met het kind wordt geoefend. Daarnaast is het van belang om ook thuis met uw kind te oefenen; daarom krijgt elk kind een huiswerkschrift mee met opdrachten. De logopedist onderhoudt contact met de peuterspeelzaal of de school van uw kind.

Minimale spreeknormen

De Minimum Spreeknormen (ontwikkeld door S.M. Goorhuis-Brouwer) geven inzicht in wat een kind moet kunnen zeggen op een bepaalde leeftijd.

0 – 1 Jaar

  • Huilen, lachen en kraaien.
  • Spelen met de stem, lippen, tong en gehemelte (‘ah’, ‘eh’).
  • Luisteren naar de stem van mama en kijken naar haar mond.
  • Brabbelpatroontjes worden steeds langer en ingewikkelder (‘baba’, ‘dadada’).

1 Jaar

  • Veel en gevarieerd brabbelen.
  • De klanken zijn afhankelijk van de voorkeur voor het bewegen van de lippen, tong of het gehemelte.
  • Brabbelen wordt steeds meer een manier om contact te maken.

Anderhalf jaar

  • Het kind kent ten minste 5 woordjes, bijvoorbeeld ‘mama’, ‘papa’ of ‘eten’.
  • De woordopbouw is nog onvolledig (‘taat’ voor paard, ‘papu’ voor ‘paraplu’).
  • De verschillende klanken kunnen nog ‘neuzig’ zijn.

2 Jaar

  • Het kind spreekt in zinnen van twee woordjes (‘koek hebben’, ‘poes ook’).
  • De woordopbouw is vaak onvolledig (‘toe’ voor ‘stoel’, ‘bopam’ voor ‘boterham’).
  • Verschillende klanken kunnen nog ‘neuzig’ zijn.
  • Hiernaast gebruikt het kind ‘brabbels’ en éénwoorduitingen.

3 Jaar

  • Het kind spreekt in zinnetjes van drie tot vijf woorden.
  • Deze zinnetjes hebben nog weinig grammaticale structuur. De opbouw van de zinnetjes wijkt nog sterk af van die van volwassenen (‘Ik bent vallen niet’).
  • Opvallende nasaliteit is nu meestal verdwenen. De ‘neuzige’ klanken komen nu meestal niet meer voor.
  • 50% tot 70% van wat het kind op deze leeftijd zegt is verstaanbaar voor anderen.

4 Jaar

  • Het kind spreekt in enkelvoudige zinnetjes.
  • De zinsbouw is al beter maar er zijn vaak nog problemen met het meervoud en de vervoegingen van het werkwoord (‘Ik loopte buiten in de tuin’).
  • 75% tot 90% van wat het kind zegt is voor anderen verstaanbaar. Bij ‘verstaanbaarheid’ moet u vooral denken aan het helder en duidelijk uitspreken van woorden.

5 Jaar

  • Het kind gebruikt nu goedgevormde, ook samengestelde zinnen.
  • De zinslengte en woordvolgorde gaan steeds meer lijken op de taal van volwassenen, maar het taalgebruik is vaak nog concreet.
  • Meer dan 90% wat het kind zegt, is verstaanbaar.

Informatie

Meer informatie over taal is te vinden op de website:
www.kindentaal.nl.
Op deze website staat ook de SNEL-test. Deze test bestaat uit 14 vragen, waarmee inzicht gekregen kan worden in de taalontwikkeling van het kind.